Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [20]Want zijn paarden zijn [21]lichter dan de luipaarden, en zij zijn [22]scherper dan [23]de avondwolven, en zijn ruiters verspreiden zich; ja, zijn ruiters zullen [24]van verre komen, zij zullen [25]vliegen [26]als een arend, zich spoedende om te eten. 20. Deze woorden zien op het eerste lid van het zevende vs. 21. Dat is, sneller. 22. Van tanden, of van gezicht. 23. Hebr. de wolven van den avond; dat is, dan de wolven, die des avonds of bij nacht komen, om de schapen te stelen; verg. Jer.5:6. 24. Te weten uit verre landen. 25. Dat is, haastelijk en snellijk voortgaan. 26. Verg. 2 Sam.1:23; Job 9:26; Pred.30:19; Jer.4:13; Ezech.17:2; Matth.24:28.